Voor het nieuwste Handbal Inside Magazine sprak John Volkers met Bo van Wetering. De snelle hoekspeelster van de Oranjedames spreekt onder andere over haar ontwikkeling van de cirkel naar de hoek en over de toekomst van Oranje.
Bo van Wetering debuteerde op een groot toernooi in 2019, het voor Nederland waarschijnlijk nooit meer te evenaren WK van Kumamoto. Ze speelde nog maar net in de Bundesliga, het naburige walhalla voor ambitieuze Nederlandse handbalsters, klaar met de HandbalAcademie in eigen land. De club was Metzingen, de Tussies. “Delaila Amega, mijn plaatsgenote uit Heerhugowaard, was er dat jaar nog. Maar ik speelde er met Tamara Haggerty en Jesse van de Polder. In het tweede jaar kwam Britt van der Baan, de linkshander van VOC, er ook bij.”
Johan Cruyff Academy
Van Wetering was na drie landskampioenschappen met de Amsterdamse formatie VOC en een voltooide opleiding op school en academie klaar voor de overstap. “Ik wilde juist mijn school hebben afgemaakt voor ik de stap naar Duitsland ging maken. Ik heb mijn vwo-diploma gehaald op het Beekdal Lyceum in Arnhem. Daarna was het drie jaar puur handbal. Nu ben ik bezig met het vak commerciële economie op de Johan Cruyff Academy. Dione Housheer, mijn teamgenoot bij Oranje en Odense Handbold, zit al in het derde jaar. Je kunt alles online doen. Je kijkt mee in de klas. Examens kun je ook op afstand maken, maar dan moet je eerst de camera ronddraaien door de kamer. Zodat de examinator kan zien dat er geen boeken open liggen. Begrijpelijk.”
De in het handbal afgestudeerde Bo van Wetering kreeg bij de nationale ploeg internationale bijscholing van Martine Smeets, tien jaar lang de vertrouwde linkerhoek van Nederland. “Tegen haar keek ik echt op. Ik heb zoveel van haar geleerd.” Smeets is voor Van Wetering echt een groot voorbeeld, nog weer sterker dan twee internationale grootheden die zij ook altijd op het oog had: de sprinter Camilla Herrem van Noorwegen en Anita Görbicz, de Hongaarse wonderspeelster van Györ. “Vooral Anita’s techniek vond ik geweldig.”
Maar Smeets, ze wil het benadrukken, is van groter belang voor Van Wetering. Niet dat zij bij grote toernooien de kamer deelden. Smeets was op de bank, in de kleedkamer en op het veld van groot gewicht voor de op dezelfde positie spelende Noord-Hollandse. “Bij het gewonnen WK van 2019, in Kumamoto, was Martine erg op dreef. In het begin speelden we half om half, qua tijd. In de beslissende fase, bij wedstrijden van erop of eronder, ging de voorkeur van onze coach, Manu Mayonnade, naar Smeets. Verdedigend stond ze zelfs op positie 2, zo goed was ze daarin. Ik heb veel van haar opgestoken.”
Intuïtie
Van Wetering is, zonder stopwatch, puur op het oog, de snelste speelster van haar team, zoals Herrem dat is bij Noorwegen en zoals de geboren atlete Smeets, een ware hinde, dat vroeger was in Oranje. De break-out is haar wapen: soms door op tijd weg te starten, dan weer door een onderschepping.
Ze zegt niet meer te weten hoe ze de beslissing neemt weg te starten voor een break-out. “Ik denk er niet over na. Dat is intuïtie. Ik kan me echt niet meer herinneren wanneer ik er voor het laatst bewust over nadacht. De timing gaat op zulke momenten automatisch. Pats-boem weg. Soms is dat lastig, want je verlaat je verdedigende positie als juist op een andere plek het schot wordt geplaatst.
Als de rebound aan mijn kant terechtkomt en ik ben al vertrokken, is het van: shit dat was mijn bal. Bij een onderschepping heb je altijd de mogelijkheid te corrigeren. Dat je de bal net niet hebt, maar wel de tegenstander. Die belet je het spelen. En inderdaad overeind houden, niet op de grond werken. Dat kost je twee minuten tijdstraf.”
Onregelmatige prestaties van Oranje
Na het goud van Kumamoto zijn intussen vier minder geslaagde toernooien gepasseerd: het EK van Denemarken 2020 (zesde), de Olympische Spelen van Tokio (vijfde), het WK van Spanje (negende) en het juist geëindigde EK van Skopje en Ljubljana (zesde). Nederland lijkt na de wonderbaarlijk fraaie jaren 2015-2019 een Europese subtopper geworden. Best goed, maar niet buitenaardse top.
Bo van Wetering vindt het olympisch toernooi van Tokio, in het prachtige Yoyogi maar dan wel zonder publiek, nog het beste moment van de voorbije jaren. “Alleen de kwartfinale tegen de latere kampioen, Frankrijk, was niet goed. De andere vijf wedstrijden wel.”
Het EK van 2022 was vooral onregelmatig qua presteren. Ook dat van haarzelf. “Ik heb een heel wisselend gevoel als ik op Skopje en Ljubljana terugkijk. Soms was het goed en dan weer stukken minder. Als je weet hoe goed we kunnen spelen. Bijvoorbeeld zoals we in de Golden League tegen Noorwegen en Denemarken, de latere EK-finalisten, hadden laten zien. Toen was het defensief op orde en aanvallend liep het daar goed.
Op het EK hadden we vooral aanvallend heel veel moeilijkheden. Ik baal ervan, zeker na zo’n goed verlopen voorbereiding. We moeten ervan leren. De uiteindelijke teamprestatie, de zesde plaats, goed voor een WK-ticket, is dan nog iets waar we tevreden over mogen zijn. Maar we moeten als team goed kijken waar het de volgende keer beter kan.”
Het hele verhaal met Bo van Wetering lezen? Word dan hier lid van het Handbal Inside Magazine en ontvang de laatste editie meteen in huis.
Tekst: John Volkers
Foto: Tina Kolthof