Columnist ‘De man in het zwart’ trekt middels een ingestuurd stuk aan de bel.
Onlangs vroeg iemand hoe lang ik nu fluit. Ik moest het antwoord in eerste instantie schuldig blijven. Thuisgekomen ben ik meteen het papieren archief ingedoken. De conclusie: het was eind vorige eeuw dat ik voor het eerst een officiële wedstrijd floot. Trillend op m’n benen, doodsbang om grote fouten te maken zie ik mezelf nog staan op een buiten veldje met 14 fanatieke dames die allen ouder waren dan mijn eigen moeder.
Inmiddels zijn we ruim 20 jaar verder, fluit ik al jaren met een vaste koppelmaat en zijn de spelers een stuk sneller en behendiger dan ik zelf ooit ben geweest. Het is iedere week weer de uitdaging om als scheidsrechters de wedstrijd zo anoniem mogelijk tot een goed einde te brengen. De wedstrijd de wedstrijd te laten en slechts in te grijpen wanneer de wedstrijd daar om vraagt. De ene week lukt dat beter dan de andere. Ook scheidsrechters zijn soms in vorm en soms uit vorm. Het zijn net mensen.
Gezeik aanhoren
Op mijn werk heb ik een voetballende collega die sinds de Oranjedames zo goed presteren handbal heeft ontdekt. Omdat hij de spelregels nauwelijks kent, vraagt hij mij regelmatig om uitleg en vervolgens komt het gesprek vaak op mijn rol als scheidsrechter. Hij vindt het maar raar dat ik voor de lol op een zaterdagavond gemiddeld zo’n 6 à 7 uur van huis ben, vele kilometers rijd en ook nog eens twee keer dertig minuten allerlei ‘gezeik’ moet aanhoren. Dat laatste valt in vergelijking met zijn voetbalwereld reuze mee, maar soms is het inderdaad fijn om gebruik te maken van een headset, waardoor veel geschreeuw langs me heen gaat.
Vorige week zaterdagavond was het eindelijk zover. Na 6 maanden weer een échte wedstrijd fluiten. Ik had er zin in. Kan niet anders zeggen. Uiteraard, de coronasituatie heeft een surrealistisch laagje onbehagen gelegd over het spelen van sportwedstrijden. In het dagelijks leven is de anderhalvemeter-regel een keiharde grens, maar als er gespeeld wordt, dan vervalt die regel opeens. Ik snap het en tegelijk begrijp ik er niets van.
Gastvrijheid ver te zoeken
Het lot had bepaald dat ik samen met mijn koppelgenoot ditmaal twee en een half uur mocht rijden voor de eerste wedstrijd. Maar goed, er was onderweg genoeg te bespreken. Transfers werden doorgenomen, de diverse teams gewogen, herinneringen aan vorig seizoen opgehaald en plannen gesmeed voor dit seizoen. Onze prioriteiten liggen dit jaar vooral op het gebied van communicatie met spelers en coaches. Dat willen we dit jaar graag verbeteren.
In de sporthal aangekomen bleken we het eerste half uur figuurlijk ‘lucht’. Alleen met de begeleiding van de uitploeg, die zelf 3 uur had moeten rijden, konden we een praatje maken. Verder was er van de thuisploeg niemand die naar ons omkeek. Zelf maar een bakkie koffie aan de bar besteld. Precies een uur van tevoren kwam vanuit het niets opeens een begeleidster van de thuisploeg vragen of we nog een voorbespreking wilden houden. Ja dus, want die is noodzakelijk.
Geruisloos verdwijnen
Na afloop van de wedstrijd van hetzelfde laken een pak. Niemand van de thuisploeg die contact zocht. Zelf dus maar weer de bar opgezocht en met de begeleiding van de uitploeg de door hen verloren wedstrijd op een fijne manier geanalyseerd. Om vervolgens geruisloos in de nacht te verdwijnen, op weg naar huis. Gelukkig nu wel met (ruim) 130 kilometer per uur.
Foto: FotoReza