Eens per seizoen moet je spelen in uitshirts. En even vaak gaat het mis.
“In welke kleur speelt de tegenstander?” De karavaan is op zondagochtend op weg. Ontactisch laat wordt de vraag gesteld in de groepsapp. “Het clublogo van de tegenstander is ook oranje-zwart…”, zegt de een. “Oeps”, zegt de ander. Gevolgd door een aapje dat de handen voor de ogen houdt.
Één, hooguit twee tegenstanders in de competitie dragen dezelfde kleur als jouw ploeg. En bijna altijd gaat het fout. Veel te laat wordt opgemerkt dat uitshirts, of een dergelijke oplossing, uit de kast in de kantine moeten worden getrokken.
Afgebrand
Sommige ploegen hebben een extra setje kleding. Zelfde merk, andere kleur. De boel op orde. Geen problemen bij het binnentreden van de hal van de opponent. Bij sommige clubs gaat een veel te oude tas met kleding, met sponsor voorop waarvan de toko al een tijdje geleden is afgebrand, langs alle teams.
Geen gezicht
In het meest romantische geval komt de uitploeg terecht bij de aloude oplossing: hesjes. Over de eigen wedstrijdsshirts heen. Geen gezicht, wel effectief. Één blik op het schouwspel op het parket verraadt dat de gasten hebben liggen slapen. Heerlijk.