De aankomende vlugge alineaatjes zijn geschreven door een speler uit de hoofdklasse (soms afdelingsklasse, als het tweede te weinig heeft). Die twee keer in de midweek en, als het met werk uitkomt, een keertje in het weekend met zijn teamgenoten samenkomt in een kleedkamer.
Een aantal harde muurtjes, oncomfortabele bankjes van hout én bizar veel kapstokjes van staal waar je minstens eens per seizoen je hoofd tegen stoot. Een plek met alleen maar vanzelfsprekendheden. Waar je, je letterlijk bloot geeft, maar nergens anders zo beschermt voelt. De kleedkamer.
Snelle tosti
Het samenzijn van een sportteam in een kleedkamer heeft geen structuur. Laat staan regels. Maar nergens anders gaat het zo van een leien dakje. Je kiest een plekje, ploft je tas op een klein metertje en schuift wat op. Terwijl de laatste teamgenoot met een snelle tosti in de hand binnen holt ga je eventjes zitten, om snel weer in de benen te komen om je tas open te ritsen.
Zowel voor de wedstrijd of training als erna is het rumoerig in de kleedkamer. Buiten het praatje van de coach om sluipt teveel geluid uit de kiertjes van de eerder genoemde, harde, muurtjes. Gekeuvel, vaak weinig diepgang. Maar daardoor niet minder waardevol. En op het juiste moment wordt na een vermoeiende, lastige of vervelende dag een schouder gedeeld. Kameraadschap.
Koude tegels
Het gesprek blijft gaande, gevleugeld door heerlijke lachtonen. Zonder aarzeling worden naast verhalen ook eigendommen gedeeld. De shampoofles gaat rond en als het even tegenzit ook handdoeken. Of mee zit. Want zo heb je minder was. De koude, ongetwijfeld meest goedkope, tegels zouden je een kil gevoel geven. Maar zodra je na een drukke werkdag de drempel over bent, voel je je meteen op je gemak.
Te weinig douches, een natte vloer – en daardoor sokken – en die verrekte kapstokjes waarvan je koppijn krijgt. Als kleren de man maken, maken teamgenoten de kleedkamer. Zonder spelregels, met badslippers en buiken. Zin in woensdag.