Op zijn vrije zondagmiddag hobbelt redactielid Stijn Steenhuis mee in de tweede divisie. Zo soms tikt hij er een column over.
Soms in busjes, veel vaker in auto’s. En als je pech hebt in het kleine, tweedeurs, Peugeot’je van de middenopbouwer. De rit naar de uitwedstrijd in de afdelingsklasse of net iets landelijker is een teleurstellend vermakelijk avontuur.
Het begint bij de besluitvorming wie zijn auto meeneemt. De een kan moeilijk naast iemand plaatsnemen (“Ik ga toch niet naast die gek zitten. Straks meent-ie te moeten inhalen”) en biedt vlug aan te rijden. Er is altijd één iemand die slechts eens in het jaar rijdt. Drie weken voor aanvang van de dichtstbijzijnde uitwedstrijd van het seizoen heeft hij al bekend gemaakt over drie weken wel te willen rijden.
Gehaktstaaf
In een lange lint wordt het dorp verlaten en nog geen kwartier later staat iemand met een pakje peuken bij de eerste pomp langs de snelweg. Dat geeft de bijrijder dan weer de tijd een uitgerangeerde gehaktstaaf in recordtijd naar binnen te werken. De niet-rokers wisselen in de tussentijd kritische blikken uit, terwijl de aanvoerder aangeeft dat het nog minstens een uur rijden is (“Neem de tijd hoor, maar…”).
Met een beetje geluk heeft de speler met bovengemiddelde interesse in de top-40 de aux kabel in handen. Wanneer het tegenzit zit de keeper voorin en moet je luisteren naar de nieuwste hit van Tino Martin. Vraagt de geblondeerde sluitpost ook nog terloops of er gerookt mag worden in de auto, terwijl de sigaret al in zijn mond zit en de aansteker dreigend in de hand.
Boze blikken
De auto die pronkte de weg te weten rijdt voorop. Niet 120 plus op de snelweg, maar 120 min. In auto 2 zit de overmoedige lolbroek die met het idee komt om de koppositie over te nemen. De bestuurder laat zich overhalen. Het eindresultaat is gevaarlijk laat invoegen op hoge snelheid, omdat na 55 kilometer eindelijk de afslag genomen moet worden. En daar was auto 2 niet van op de hoogte. Boze blikken van medeweggebruikers worden begroet met bulderend gelach op de achterbank (“Moet je de kop van die gozer zien! Mafketel!”).
Na anderhalf uur rijdt de stoet een woonwijk in. De navigatie geeft aan: nog 400 meter rechtdoor. “Staat hier een hal, joh?”, roept de een. “Bestemming bereikt”, klinkt enkele ogenblikken later. Verdorie, het adres leidt naar het huis van de secretaris. Classic. In de tien extra minuten die volgen galmt ‘Zij weet het’ nog minstens twee keer door de speakers.