De besten zo vaak mogelijk laten trainen en spelen met de besten. Met die gedachte investeert het Nederlands Handbalverbond al jaren in de ontwikkeling van damestalent en biedt het speelsters op verschillende niveaus de mogelijkheid om zich optimaal te ontwikkelen. Maar is die manier van opleiden nog steeds de beste? Zouden juist clubs niet meer moeten investeren in een kwalitatief (topsport)programma? Gastauteur Sonny Sier werpt voor Handbal Inside Magazine een scherpe blik op de kraamkamer van Oranje. Een tip van de sluier.
Met twee zilveren en een bronzen medaille op de afgelopen drie eindtoernooien plukt het NHV de vruchten van het huidige talentontwikkelingsbeleid. Met de HandbalAcademie op Papendal en de vijf Regionale Training Centra (RTC) verspreid over het land biedt het verbond een grote groep talenten de mogelijkheid om onder goede, zo niet de beste, omstandigheden het uiterste uit zichzelf te halen. Dione Housheer en Nikita van der Vliet zijn de nieuwe siervissen uit de kweekvijver van Papendal.
Internationale ogen
“Dat die aanpak succesvol is blijkt wel uit de recente prestaties”, vertelt voorzitter van het NHV Tjark de Lange. “De ogen van de internationale handbalwereld zijn gericht op onze aanpak. Omdat het professionalisme in Nederland er niet of slechts in beperkte mate is, hebben wij als bond ruim tien jaar geleden de stap genomen de toptalenten onder de vlag van het NHV die kansen wél te geven.”
Weinig verenigingen bieden met hun trainingsprogramma een vergelijkbare weerstand als die de talenten krijgen binnen het NHV-traject. Toch zijn ze er wel degelijk. Dalfsen en VOC zijn clubs die al jaren veel trainingsuren maken en verenigingen als Quintus, V&L, HandbaL Venlo en SEW timmeren aan de weg. Een prima ontwikkeling, vindt ook Ruud van den Broeck, trainer van het ambitieuze damesteam van Volendam, uitkomend in de eerste divisie.
” Waarom zouden we als Volendam dan nog investeren in onze jeugdopleiding?”
“Maar áls zij dan ergens anders trainen, dan moet die weerstand wel hoger zijn dan dat wij als club ze kunnen bieden. Ik durf te zeggen dat het NHV onvoldoende in beeld heeft wat er gebeurt bij de clubs”, vervolgt Van den Broeck in het blad. “Met Volendam trainen wij zes keer per week en hebben we de beschikking over uitstekende randzaken. En zo zijn er meer clubs die hun zaken goed op orde hebben. Als het voor een talent beter is om meer te trainen bij de club, dan moet je daarvoor kunnen kiezen zonder dat daar consequenties aan verbonden zijn. In plaats daarvan wordt tegen mijn speelsters gezegd dat zij moeten gaan trainen bij een van de traditionele topclubs. Waarom zouden we als Volendam dan nog investeren in onze jeugdopleiding?”
Talent bepaalt route
Volgens Paul van Gestel, als technisch directeur van het NHV eindverantwoordelijke voor de talentontwikkeling, bekijkt de bond wel degelijk per individu wat het beste is voor de ontwikkeling: “Het contact met de clubs waar de talenten spelen kan natuurlijk altijd beter. Maar er vinden periodiek gesprekken plaats met de meiden en de technisch verantwoordelijken van de clubs. En uiteindelijk bepaalt niet de club of het verbond, maar het talent zélf welke route zij bewandelt. Het NHV biedt in elk geval de beste mogelijkheden om dit te doen bij de RTC’s en de HandbalAcademie.”
Het volledige verhaal is te lezen in de nieuwste Handbal Inside Magazine. De EK-special valt begin december op de mat.
Foto: FotoReza