Midden in het seizoen een andere trainer vinden, is niet eenvoudig. Quintus zocht het in eigen huis en vond Rob Vis als opvolger van het technisch duo Curescu/Klepke. Hij moet proberen de Heulse handballers in de BENE-League te houden. Een hels karwei, schrijft Peter Lotman in het AD.
De vraag die onmiddellijk opwelt: waarom begint iemand aan zo’n ondankbare klus? Rob Vis kijkt verbaasd. Voor de 28-jarige Westlander lijkt het een vanzelfsprekende zaak dat hij zijn club uit de brand helpt.
“Ik heb een hechte band met Quintus. Ik heb jarenlang in de selectie gespeeld. Ben Nederlands kampioen geworden met de B-jeugd in de zaal en op het veld en met de A-jeugd op het veld. Ik heb acht jaar jeugdtraining gegeven aan diverse teams. Twee seizoenen trainer/coach geweest van het opleidingsteam. Verder zit ik in het algemeen bestuur en werk regelmatig achter de bar. Dus ik voelde me eigenlijk wel verplicht om ja te zeggen toen ze een beroep op me deden”, aldus Vis, die in het bezit is van het hoogste HT-4 trainersdiploma, tegen Lotman.
Tegendoelpunten verminderen
Los van het feit dat Rob Vis een kind van de club is, heeft hij ook een handbaltechnische verklaring voor het oppakken van de uitdaging. Vis: “Ik denk, dat er meer in de groep zit dan dat ze nu laten zien. Dat wil ik toch proberen eruit te halen. Ik zeg niet dat we ons handhaven, maar ik wil ze beter laten handballen.”
“De acties zijn dit seizoen te individueel”
Hij heeft er al lang en breed over nagedacht hoe hij dat gaat doen. “Het hoofddoel wat het spel betreft, is om het aantal tegendoelpunten te verminderen. Verdedigend is het niet goed gegaan. In het verleden was dat juist altijd het sterke punt van Quintus. Nu verloren we vaak met grote uitslagen. Verder vind ik het belangrijk, dat we meer als team gaan handballen. Ook dat was een sterk punt van ons. De acties zijn dit seizoen te individueel.”
Geen wonderen
De verwachtingen zijn hoog gespannen, maar Vis realiseert zich dat hij geen ijzer met handen kan breken. “Verwacht geen wonderen van mij, heb ik gezegd. Als wij weer als collectief gaan spelen en trainen, komt het spelplezier ook terug. Dat alles bij elkaar zorgt ervoor, dat wij het de andere teams de resterende wedstrijden nog moeilijk kunnen maken.”
Foto: Jaap van der Pijll
